Politie biedt excuses aan voor onvoldoende legitimeren

8 okt 2022

Dit artikel is gepubliceerd op basis van de publiekelijke informatievoorziening.

Een journalist heeft twee hoofdtaken namelijk; het informeren van de burger en het controleren van de overheid. Dat laatste is niet altijd even gemakkelijk maar als de overheid zich tegen de journalist keert wordt het ineens een stuk gemakkelijker.

Voorval
Enkele weken geleden stond een fotojournalist van Blauwnieuws op de openbare weg foto’s te maken van een aanrijding in Rotterdam. Onze fotojournalist bevond zich op een gegeven moment op een voor het wegverkeer afgesloten gedeelte van het wegdek om wat beeldmateriaal te maken. Een agent van de verkeerspolitie vond dit gevaarlijk gezien onze fotojournalist geen reflecterend hesje droeg. Toen onze fotojournalist aangaf deze wel om te doen, was dit ineens niet meer nodig. Uiteindelijk heeft onze fotojournalist samen met de agent van de verkeerspolitie een afspraak gemaakt om zich niet meer op het weggedeelte te bevinden. ‘Case closed’ zou je denken.

Een collega van de verkeersagent vond het echter nodig om enkele minuten later een volledig overbodige discussie te beginnen. Hierin werden op een normale toon over en weer wat punten gediscussieerd maar vooraf stond al vast dat beide partijen het niet met elkaar eens zouden worden. Dit is natuurlijk totaal geen probleem is, je kan het niet altijd met elkaar eens zijn tenslotte.

Op een gegeven moment vorderde de agent een legitimatiebewijs van de fotojournalist welke hij direct op eerste vordering liet zien. Ook vroeg de fotojournalist aan de agent of hij zich wilde legitimeren. De agent liet welgeteld 1,5 seconde een pasje zien en zei al wijzend naar de bodycam van de fotojournalist: ‘We gaan mijn legitimatie niet filmen’.

Klacht en wet
De fotojournalist was van mening dat de agent zich niet voldoende heeft gelegitimeerd en stuurde een klacht in bij de VIK (Veiligheid, Integriteit en Klachten) van de eenheid Rotterdam. De fotojournalist stelde in zijn klacht dat hij niet goed heeft kunnen vaststellen dat de agent een officieel document liet zien en daardoor misbruik van het politie-uniform dus ook niet heeft kunnen uitsluiten. De VIK heeft excuses aangeboden aan de fotojournalist voor het gedrag van de agent. De VIK deelde het volgende mee: ‘Nu u stelt dat het legitimatiebewijs dermate kort is getoond dat u deze niet (goed) kon zien waardoor er geen duidelijkheid is verschaft of u daadwerkelijk met een politiemedewerker te maken had, wil ik u mijn excuses aanbieden.’. Gezien wij u graag willen voorlichten geven wij een uitleg van de geldende wet.

Een politieagent, BOA en een militair van de Koninklijke Marechaussee in dienst voor het uitvoeren van de politietaken moeten zich, onder bepaalde voorwaarden, legitimeren op het moment dat een burger hierom vraagt. Een burger is gerechtigd naar dit legitimatiebewijs te vragen op het moment dat de ambtenaar functioneel optreedt tegen de burger. Dit kan dus op het moment van een eventuele staande houding, aanhouding en op het moment dat er ook maar enige vordering wordt gedaan. Zomaar naar een agent toelopen en zijn legitimatie vragen kan dus niet.

Het tonen van het legitimatiebewijs is geregeld in artikel 2 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren. Het hof heeft vastgesteld dat de bepaling in de Ambtsinstructie is bedoeld om de mogelijkheid van misbruik van het politie-uniform in te perken. Het betreffende artikel staat hieronder in zijn geheel:

Artikel 2 Ambtsinstructie:
De ambtenaar legitimeert zich met het legitimatiebewijs dat aan hem is verstrekt:
a. bij optreden in burgerkleding ongevraagd, tenzij bijzondere omstandigheden dit onmogelijk maken, en
b. bij optreden in uniform, op verzoek daartoe.

Ook belangrijk om te weten is dat de (politie)ambtenaar het legitimatiebewijs niet hoeft af te geven maar slechts te tonen. Er is geen exacte duur van tonen van het legitimatiebewijs vastgesteld. Wel moet er op dusdanig wijze inzicht in het legitimatiebewijs verkregen worden dat vastgesteld kan worden hij/zij met een politiemedewerker te maken heeft en dat er geen sprake is van misbruik van het politie-uniform. 1,5 seconde ‘iets’ laten zien is dus niet voldoende om aan de Ambtsinstructie te voldoen.

Uiteraard is deze klacht in het kader van bewustwording gedeeld met de direct leidinggevende van de betrokken politiemedewerker. Tevens is de leidinggevende hierbij gevraagd om de klacht in het kader van het leren van klachten en zelfreflectie te bespreken met de betrokken medewerker. Ook weet u, als lezer van dit artikel, nu ook welke regelgeving hier nu precies speelt en hoe deze in elkaar steekt.